Een medewerker is op 4 januari 2021 in dienst getreden als metrobestuurder op basis van een jaarcontract. Verder is afgesproken dat de arbeidsovereenkomst tussentijds kan worden beëindigd als de werknemer na de opleidingsperiode niet voldoet aan de functie-eisen. Op 8 maart krijgt hij een brief: het contract stopt per 1 mei omdat hij niet aan de functie-eisen voldoet en zal voldoen. Kan dat arbeidsrechtelijk en wat zijn dan de gevolgen?
Volgens de werkgever heeft hij op grond van de arbeidsovereenkomst het recht de arbeidsovereenkomst tussentijds te beëindigen. De rechter denkt daar anders over. Nog los van het feit dat ook dan beëindigd moet worden volgens de regels (bijvoorbeeld schriftelijke instemming van de werknemer, toestemming UWV): het beding in de arbeidsovereenkomst is slechts geldig als het schriftelijk is overeengekomen en voor beide partijen geldt. De arbeidsovereenkomst geeft in dit geval echter alleen de werkgever het recht deze tussentijds te beëindigen.
Het beding is dus niet geldig en de werkgever had de arbeidsovereenkomst daarom niet ‘zomaar’ tussentijds mogen beëindigen.
De werknemer legt zich neer bij het einde van de arbeidsovereenkomst, maar wil wel de vergoeding waarop hij recht heeft.
De wet bepaalt dat in een geval als dit de werkgever aan de werknemer een vergoeding verschuldigd is gelijk aan het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben als deze van rechtswege zou zijn geëindigd. De werknemer heeft dus in beginsel recht op een vergoeding gelijk aan het loon dat hij tussen 1 mei 2021 en 4 januari 2022 ontvangen zou hebben.
De rechter kan deze vergoeding echter matigen als hem dit met het oog op de omstandigheden billijk voorkomt. De rechter kan de vergoeding niet tot minder matigen dan het loon voor drie maanden.
Het gedrag van de medewerker kwam niet overeen met wat de werkgever mag verwachten van een metrobestuurder in opleiding. Een tekenend voorbeeld is dat de medewerker er meerdere keren op aangesproken moest worden dat hij in de les geen (eigen) muts of pet mag dragen. Het gedrag verbeterde niet en daarom wilde de werkgever op dat moment niet verder met de medewerker.
Omdat de werknemer van zijn gedrag een verwijt te maken valt en hij van de twaalf maanden dat de arbeidsovereenkomst zou duren, maar anderhalve maand daadwerkelijk heeft gewerkt, matigt de rechter de vergoeding tot de minimale drie maanden loon, € 9.647,91 bruto.
Let op: Als een werkgever een tijdelijk contract tussentijds eenzijdig opzegt, moet hij als vergoeding betalen wat de werknemer zou hebben ontvangen bij uitdienen van het tijdelijke contract. Alleen in bijzondere omstandigheden, die de werkgever moet aanvoeren en aannemelijk maken, kan de rechter deze vergoeding matigen.