Grootouders, ouders of andere familieleden kunnen u een geldlening verstrekken ter financiering van uw eigen woning. Er is dan in principe sprake van een eigenwoningschuld, mits uiteraard aan alle voorwaarden wordt voldaan. Regelmatig komt de vraag op of en in hoeverre de rente op een dergelijke lening aftrekbaar is. De Belastingdienst heeft hierover een interne handreiking bekend gemaakt.
Bij een familielening moet worden vastgesteld of de verschuldigde rente de reële vergoeding is voor het ter beschikking stellen van de hoofdsom (de lening). Bij geldleningen verstrekt door familieleden kunnen immers ook andere omstandigheden een rol spelen bij het bepalen van de hoogte van de rente. Ouders willen hun kinderen helpen bij de verwerving van een woning, hoeven wellicht geen hypothecaire zekerheid voor de lening, hebben een laag rendement op hun spaarrekening, doen aan vermogensoverheveling naar hun kinderen, of hebben geen behoefte aan een uitgebreide overeenkomst met bepalingen over aflossing, boeterente en bijvoorbeeld rentevast periode.
Als een deel van de rente ziet op andere rechten of verplichtingen dan de vergoeding voor de terbeschikkingstelling van de hoofdsom, vormt dat deel geen eigenwoningrente als de daarvoor in rekening gebrachte rente(opslag) meer is dan 0,2%.
Kind, de geldnemer, en vader, de geldgever, spreken af dat het kind het recht heeft om de lening te allen tijde volledig boetevrij af te lossen. Hiervoor komen ze een hoger rentepercentage overeen. Het recht om op die manier te kunnen aflossen is geen gebruikelijke variabele die onderdeel uitmaakt van de overeenkomst van geldlening. Dit is een extra recht, waarvoor extra betaald moet worden, terwijl daar mogelijk helemaal geen gebruik van wordt gemaakt. Indien de renteopslag hoger is dan 0,2%, ziet de Belastingdienst de renteopslag niet als eigenwoningrente.
Om deze vraag te beantwoorden wordt eerst beoordeeld wat het gangbare rentepercentage is bij de meest vergelijkbare lening die bij een bank wordt afgesloten.
Vervolgens wordt beoordeeld in hoeverre een deel van het hogere rentepercentage van de familielening wordt gerechtvaardigd door zakelijke overwegingen. Denk hierbij aan gestelde zekerheden en het risicoprofiel van de geldnemer. Als er geen substantieel risico is dat het kind zijn betaalverplichtingen niet kan nakomen, is er geen rechtvaardiging voor een fors hogere rente.
Uitkomst van de beoordeling kan zijn dat een deel van de rente niet reëel is, en geen aftrekbare eigen woningrente oplevert. Het bovenmatige deel is mogelijk een schenking.
Tip: De Belastingdienst gebruikt deze handreiking ook voor de toetsing van bijvoorbeeld eigenwoningleningen tussen de DGA en zijn BV. De volledige handreiking familieleningen bevat meer aspecten. U kunt deze hier downloaden.