Een vrouw, haar man en zijn broer hebben een VOF met een loonbedrijf. De activiteiten van de VOF worden verkocht, maar de VOF verhuurt de onroerende zaken aan de koper. Van de koopsom blijft de koper € 300.000 achtergesteld schuldig. De man en zijn broer verrichten nog werkzaamheden voor de koper en voor andere bedrijven. Is de man nog fiscaal ondernemer?
De man claimt in zijn aangifte inkomstenbelasting als ondernemer zelfstandigenaftrek en een afwaarderingsverlies op de vordering op de koper.
Volgens de rechter zijn de vordering uit hoofde van de leningsovereenkomst, de huurkoopovereenkomst en de onroerende zaken (inclusief de inventaris) die worden verhuurd aan de koper overgegaan naar het privévermogen. Daarom blijven ze buiten beschouwing bij de beantwoording van de vraag of de VOF nog een onderneming drijft.
De activiteiten van de VOF na de verkoop bestaan nagenoeg alleen uit de werkzaamheden waarvoor de man en zijn broer door de koper worden ingehuurd. De koper doet de planning voor deze werkzaamheden en verzorgt ook de facturatie. De VOF loopt na de verkoop geen debiteurenrisico ten aanzien van de vorderingen op klanten van de koper. Het debiteurenrisico van de VOF is dan ook nagenoeg volledig beperkt tot het risico ten aanzien van de aan de koper gefactureerde werkzaamheden.
De rechter oordeelt dat de na verkoop door de VOF verrichtte activiteiten tezamen geen zelfstandig deel van de vroegere onderneming van de VOF vormen. De onderneming van de VOF en daarmee die van de man zijn na de verkoop geheel gestaakt.
Is er sprake van aftrekbaar afwaarderingsverlies op de vordering ten tijde van de overgang van de vordering naar het privévermogen?
Het gaat daarbij om de vaststelling van de waarde in het economische verkeer, welke aan die vordering is toe te kennen op het tijdstip waarop deze naar het privévermogen overgaat. De waarde van deze vordering moet niet alleen worden beoordeeld naar de op het tijdstip van het opmaken van de eindbalans bekende omstandigheden. Ook met feiten en omstandigheden die een licht werpen op de waardering van de vordering op de eindbalans en die zich hebben voorgedaan na eindbalansdatum, maar voordat de aanslag voor het betreffende jaar onherroepelijk vaststaat, moet rekening worden gehouden.
De man slaagt erin te bewijzen dat de waarde in ieder geval lager is dan de nominale waarde omdat de rente aanmerkelijk lager is dan de normale marktrente voor een lening met dergelijke voorwaarden. De rechter stelt de waarde in het economische verkeer van de vordering op de eindbalans vast op 75% van de nominale waarde, dus € 225.000. Dat betekent een aftrekpost van € 75.000.
Tip: Na verkoop van de activiteiten van uw onderneming kan het zijn dat u nog zaken aan de koper verhuurt of voor de koper nog werkzaamheden in het bedrijf verricht. Soms is sprake van voortgezet ondernemerschap. De fiscale gevolgen zijn veelal fors. Vraag daarom tijdig fiscaal advies.
Als administratiekantoor en belastingadviseur helpen wij u hier graag bij. Neem gerust contact met ons op.